Het is
eerste kerstdag, Laura en Chiel fietsen met hun zoon Rik terug van een bezoek
aan hun ouders in het verzorgingshuis. Ze praten nog na over de mooie
kerstviering en de koorzang. Het is koud maar het vriest niet.
Bij de splitsing
fietst Rik alleen verder naar zijn eigen huis. Hij komt niet eten want hij wil een
kerstfilm bekijken en die begint over een half uur. Hij heeft nog wel genoeg
brood in huis.
Laura en
Chiel zijn nog maar net thuis als de telefoon gaat. Het is Rik. Met bibberende
stem vertelt hij dat er bij hem is ingebroken. Hij ziet zijn schim nog door het
keukenraam dat is geforceerd. Laura hoort gerammel van iets dat omvalt en
vraagt: “Rik, Rik, ben je er nog?” “ Ja”, trilt hij, “ik ben er nog maar
blijkbaar is de inbreker buiten ergens over gestruikeld want het lawaai komt
van buiten, ik zie hem over de schutting gaan, wacht, ik…. “ “Niet doen”, roept
Laura geschrokken door de telefoon, ”hij kan wel een mes bij zich hebben”. Ze
gebaart naar Chiel die iets opgevangen heeft en wit wegtrekt, dat hij naar Rik
moet gaan. Ondertussen blijft ze met Rik praten tot ze weet dat Chiel daar is
gearriveerd. Dan wordt ze rustiger. Ze hoort ook geen rammelgeluiden meer.
Er lijkt
niets gestolen te zijn. Waarschijnlijk is de inbreker amper binnen geweest en
meteen weer weggevlucht toen Rik thuiskwam. Een voetafdruk op de eettafel is
een tastbaar bewijs.
Hij is zo te
zien over de theedoek heengestapt die op de tafel een laptop aan het oog
onttrok.
Rik belt
de politie. Er wordt van alles opgeschreven en gevraagd en het raam wordt
provisorisch gerepareerd. Morgen sturen ze de technische recherche. Rik moet
vooral proberen zo weinig mogelijk aan te raken waar sporen op kunnen zitten.
Laura en
Chiel gaan op aandringen van Rik weer naar hun eigen huis.
“Ik red me
wel, het raam is nu eerst weer dicht en ik leg vannacht iets naast mijn bed om
me te kunnen verdedigen als er iemand binnen komt maar dat zal wel meevallen.”
De tweede
kerstdag blijven Chiel en Laura voor het eerst in jaren thuis van de kerkdienst.
Ze willen
bij Rik zijn als de technische recherche komt.
Het is een
vrouw. Ze stelt zich voor als Nina Winkelier. “He”, zegt Laura, “ik heet van
mijn meisjesnaam ook Winkelier”. Ze hebben opeens heel veel stof te praten. De
opa van Nina schijnt een broer te zijn van de opa van Laura.
Bij het
leegruimen van het ouderlijk huis van Laura hadden ze nog een handwerk gevonden
dat door de opa van Nina was gemaakt. “Weet je wat”, oppert Laura, ik ga het
even halen. We wonen hier vlakbij, ik fiets even heen en terug, tot zo.”
In enkele
minuten is ze terug. Nina is ontroerd als ze het handwerk ziet. Ze heeft het
nooit eerder gezien maar herkent meteen de hand van haar opa er in.
Het is een
rechthoekig wandbord in de vorm van een houten lijst om een plaat met uit
postzegels geknipte tekst met de woorden Geloof, hoop en liefde.
De tekst is
versierd met eveneens uit postzegels geknipte duifjes.
Nina haalt
haar fototoestel uit de auto en maakt er foto’s van. Dan gaat ze aan de slag
met het recherchewerk. Ze hoest veel. Zal het de emotie zijn?
Laura overweegt
of ze het handwerk aan Nina zal geven maar ze wil het eerst met haar tante
overleggen.
Als ze Nina
deelgenoot maakt van haar gedachten zegt Nina dat ze zich kan voorstellen als
Laura het wil houden maar dat ze het heel lief vindt dat zij alleen al met de
gedachte speelt om het haar te geven.
Dezelfde dag
nog belt Laura haar tante. Ze legt het hele verhaal uit en haar tante vindt het
een prachtig idee.
Steeds als
Laura van plan is het handwerk naar Nina te brengen komt er iets tussen.
Vijf maanden
later belt haar tante of Nina er blij mee was.
Laura moet
bekennen dat ze het nog niet gebracht heeft en belt meteen na haar telefoontje
naar Nina.
Een vriendin
neemt op.
Nina is wel thuis
maar ze ligt te slapen.
Laura zegt
dat ze op een ander moment wel weer zal bellen.
Nina’s
vriendin wil weten wie Laura is en Laura vertelt.
Dan is het
stil. Ze vraagt of Laura wel weet dat Nina ernstig ziek is?
Nina heeft
longkanker in een heel agressieve vorm.
Ze heeft
chemotherapie gehad en volgende week zal ze die weer krijgen.
Ze merkt
Laura’s ongemakkelijkheid en belooft dat ze Nina zal zeggen dat ze gebeld heeft.
Tien minuten
later belt Nina naar Laura.
Weer hebben ze
veel stof tot praten al is het opeens in een heel andere sfeer.
De volgende
dag regent het pijpenstelen maar Laura wil niet afbellen. Ze stapt gehuld in
een regenpak op de fiets, het handwerk van Nina’s opa en een stapeltje
familiefoto’s in een grote plastic zak in de fietstas.
Het is even
zoeken maar om half elf staat Laura voor haar deur.
Nina komt
haar met gespreide armen tegemoet, omhelst Laura met de woorden; “dat je in dit
weer naar me toegekomen bent”.
Het is alsof
Laura thuis komt.
Wat een warm
onthaal.
Er is koffie
en ze nestelen zich elk op een bank, bewonderen opnieuw het handwerk van haar
opa.
Met tranende
ogen kijkt Nina Laura aan.
“Mag het in mijn
familie blijven als ik er niet meer ben?”
Ook Laura’s
ogen worden vochtig.
Ze raken in
diep gesprek, bekijken foto’s, drinken koffie, vergelijken nog meer foto’s.
“Zie je jouw
zus op die kinderfoto?”
Nina en Laura’s
zus lijken op elkaar als twee druppels water!
En onze
opa’s, wat een gelijkenis.
De tijd
vliegt.
Nina vraagt
of Laura een broodje bij haar eet. Welnee ze is nog niet moe, ze krijgt juist
energie van Laura. Gebakken eitje erbij?
Ze zitten
tegenover elkaar aan haar eettafel.
Nina gaat
hardop voor in gebed.
Er heerst een
sfeer van vrede. Het valt Laura vooral op dat Nina zo’n groot vertrouwen heeft
in God. Ze is helemaal niet bang voor wat komen gaat. Ze geeft zich volledig
over aan Vader. Hij zorgt voor haar, Hij is bij haar, ze zit als het ware zoals
vroeger bij haar vader bij Hem achter op de fiets met de benen in de fietstas
en leunt tegen Hem aan. Hij brengt haar waar ze zijn moet. Zij hoeft zich
alleen maar aan Hem vast te houden.
Laura krijgt
een brok in de keel als ze in Nina’s blije ogen kijkt.
Na het eten
dankt Laura hardop met haar en tegelijk bidt ze voor Nina.
Hoe goed is
het om hier te zijn met mijn nieuwe familielid die ik met kerst door een
inbraak leerde kennen, denkt Laura.
Gods wegen
zijn wonderlijk.
Ze nemen in
een warme hartelijkheid afscheid, beseffen allebei dat het wel eens de laatste
keer kan zijn.
Het is 15
mei, half twee.
Nu is Nina
wel een beetje moe.
Met een hoofd
vol gedachten fietst Laura naar huis.
Het is droog
en de zon schijnt.
Twee maanden
voor de kerst wordt Nina begraven.
De dominee
preekt over Psalm 116.
God heb ik
lief.
Vier woorden
maar.
Ze tekenen
Nina ten voeten uit.
Na de
begrafenis fietst Laura met een nichtje naar een ontmoetingsruimte waar ze nog
meer familieleden leert kennen.
Als ze
uiteindelijk met een hoofd vol gedachten naar huis fietst flitst er iets door
haar heen. Ze stapt af en typt in haar mobiel wat in haar op komt.
Als ze
thuiskomt leest ze wat er staat.
Geloof, hoop
en liefde
Ik kwam je
geloof,
hoop en liefde brengen
en trof het bij je aan.
Wat was je er blij mee,
ontroerd keek je me aan.
Je was toen al ziek,
vroeg met een traan
of het naar je familie mocht gaan.
Nog geen half jaar later
liep ik geheel ontdaan
achter de rouwstoet aan.
Geloof, hoop en liefde
nam een nieuwe dimensie aan.
Eén Petrus één liet me die verstaan.
Jij bent me hier in voorgegaan.
Het is bijna
kerst. Als Laura bezig is met alle voorbereidingen denkt ze aan die vreemde
kerst van vorig jaar, aan de ontmoeting met haar familielid. Die had ze nooit zo
intens leren kennen als er niet bij hun zoon was ingebroken. Ze hadden een
levensechte kerstfilm voorbij zien komen.
Ze kijkt naar
buiten en ziet Rik met een kruiwagen de oprit op komen. Ze zwaait en denkt bij
zichzelf; Wat zal deze kerst ons brengen?
Coby Poelman
- Duisterwinkel
U mag dit verhaal gebruiken voor uw kerstviering.
Als u het voor publicatie wilt gebruiken graag even contact opnemen via cobytjeert@live.nl
Zie
voor meer kerstverhalen mijn nieuwste boek "Granaatjes met een gouden
slot", uitgegeven bij Noordboek/Friese pers. De 4e druk verschijnt begin
november 2015 en is in iedere boekhandel verkrijgbaar.